< 1 Koningen 10 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
1)En toen de koningin van Scheba1) het gerucht van Salomo hoorde, aangaande2) den Naam des HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen3) te verzoeken.
2)En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir,4) met kemelen, dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat in haar hart was.5)
3)En Salomo verklaarde haar al haar woorden;6) geen ding was er verborgen7) voor den koning, dat hij haar niet verklaarde.
4)Als nu de koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en het huis, hetwelk hij gebouwd had,
5)En de spijze zijner tafel, en het zitten8) zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang,9) waardoor hij henen opging in het huis des HEEREN, zo was in haar10) geen geest meer.
6)En zij zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken11) en van uw wijsheid.
7)Ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid12) en goed overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.
8)Welgelukzalig zijn uw mannen,13) welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan,14) die uw wijsheid horen!
9)Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, om u op den troon van Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om recht15) en gerechtigheid te doen.
10)En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en zeer veel specerijen, en kostelijk gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen.
11)Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout16) en kostelijk gesteente.
12)En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen17) voor het huis des HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers. Het almuggimhout18) was zo niet gekomen19) noch gezien geweest, tot op dezen dag.
13)En de koning Salomo21) gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde; behalve dat hij haar gaf naar het vermogen20) van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in haar land, zij en haar knechten.
14)Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar22) inkwam was zeshonderd zes en zestig talenten gouds;23)
15)Behalve dat van de kramers24) was, en van den handel der kruideniers,25) en van alle koningen van Arabie,26) en van de geweldigen van dat land.
16)Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen27) gouds liet hij opwegen28) tot elke rondas.
17)Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; drie pond gouds29) liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis30) des wouds van Libanon.
18)Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon,31) en hij overtoog denzelven met dicht goud.32)
19)Deze troon had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren rond,33) en aan beide zijden34) waren leuningen tot de zitplaats toe,35) en twee leeuwen stonden bij die leuningen.
20)En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt geweest.
21)Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis des wouds van Libanon waren van gesloten goud;36) geen zilver was er aan; want het werd37) in de dagen van Salomo niet voor enig ding geacht.
22)Want de koning had in zee schepen van Tharsis,38) met de schepen van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen,39) en pauwen.40)
23)Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen der aarde, in rijkdom en in wijsheid.
24)En de ganse aarde41) zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.
25)En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, en harnas, en specerijen, paarden en muilezelen, elk ding42) van jaar tot jaar.
26)Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en hij had duizend en vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren, en legde ze in de wagensteden en bij den koning43) in Jeruzalem.
27)En de koning maakte het zilver44) in Jeruzalem te zijn als stenen,45) en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen,46) die in de laagte zijn, in menigte.
28)En het uitbrengen der paarden47) was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnen garen,48) de kooplieden49) des konings namen het linnen garen voor50) den prijs.51)
29)En een wagen52) kwam op, en ging uit van Egypte, voor zeshonderd sikkelen zilvers,53) en een paard voor honderd en vijftig; en alzo voerden ze54) die uit door hun hand55) voor alle koningen der Hethieten,56) en voor de koningen van Syrie.57)